Yo voy soñando caminos
(Antonio Machado, 1907)
Yo voy soñando caminos
de la tarde. ¡Las colinas
doradas, los verdes pinos,
las polvorientas encinas!...
¿Adónde el camino irá?
Yo voy cantando, viajero
a lo largo del sendero...
- La tarde cayendo está-.
"En el corazón tenía
la espina de una pasión;
logré arrancármela un día:
ya no siento el corazón".
Y todo el campo un momento
se queda, mudo y sombrío,
meditando. Suena el viento
en los álamos del río.
La tarde más se oscurece;
y el camino que serpea
y débilmente blanquea
se enturbia y desaparece.
Mi cantar vuelve a plañir:
"Aguda espina dorada,
quién te pudiera sentir
en el corazón clavada".
Ik ga langs droomwegen
(vertaling: Jules Grandgagnage, 2020)
Ik ga langs droomwegen
van de schemering. Gouden heuvels,
groene dennen,
met stof beladen eiken!
Waar leidt deze weg heen?
Ik stap al zingend, een reiziger
langs het spoor. . .
—Nacht valt nu—
“Ooit had ik in mijn hart
de doorn van een passie;
op een dag trok ik hem er uit,
nu voel ik mijn hart niet meer."
En even blijft het platteland
stil en somber, mediterend.
De wind klinkt in de populieren
langs de rivier.
De schemering wordt dieper
en de weg die slingert
en vervaagt, wordt donkerder
en verdwijnt
En mijn lied wordt een klaagzang:
"Scherpe gouden doorn,
kon ik je maar eens opnieuw
mijn hart voelen doorboren."